Geschiedenis
De Volkswagen Kever is ontworpen door de geniale Ferdinand Porsche. Hij haalde in 1934 de opdracht binnen om een auto voor het volk te maken. De auto moest minstens 100 km/uur kunnen rijden, een hellingspercentage van 30% aankunnen, luchtgekoeld zijn, zuinig met benzine omspringen en vier personen kunnen vervoeren. De eerste prototypes werden in 1936 gemaakt. Deze zijn door de Duitse overkoepelende organisatie voor autobouwers RDA aan harde tests onderworpen. Ondanks het breken van krukassen, versnellingspoken en kabels van de remmen, werd toch een positief advies uitgebracht. Daarop kreeg Porsche de opdracht om nog dertig Kevers te maken. In 1937 reden deze 30 prototypes in totaal 2,4 miljoen kilometer. De prototypes hadden geen achterruit, waardoor ze iets weghadden van Kevers. Zo komt de Kever aan haar naam.
Pas in 1938 krijgt de Kever haar definitieve vorm en is zij productierijp. Er wordt een fabriek opgezet in Wolfsburg (Duitsland), waar tot 1978 Kevers zullen worden gemaakt. Tot de oorlog lopen er 630 blauwgrijze KdF-wagens (Kraft durch Freude, de naam die Hitler aan de Kever gaf) van de band. Deze komen in handen van Nazi-partijbonzen en niet bij de burgers terecht. Daarna wordt de productie van Kevers gestopt en schakelt de fabriek over op oorlogsvoertuigen. Zo zijn de Kübelwagen (soort jeep), de Schimmwagen (kan ook varen) en de Kommandeurswagen (met vierwielaandrijving) ontstaan, allemaal gebaseerd op de Kever.
Na de oorlog wordt de fabriek weer opgebouwd en worden de eerste brilkevers gebouwd (de achterruit heeft de vorm van een bril). Niemand ziet de toekomst van de Kevers zitten, maar omdat er behoefte is aan vervoersmiddelen en het goed is voor de werkgelegenheid, blijft de fabriek draaien. Al snel blijkt de auto een succes te zijn. Jaarlijks volgen er wijzigingen in het ontwerp en de productieaantallen nemen toe. Het succes mag duidelijk zijn: er zijn ruim 21 miljoen exemplaren geproduceerd. En nu, na ruim 60 jaar, komt er een opvolger: the New Beetle.
|